In Brussel is de ondergrond in de bovenste lagen opgebouwd uit een afwisseling van zand-, klei- en leemlagen. Op dieptes van 70 tot 130 m stoot men vervolgens op oudere rotslagen. Het gaat hierbij hoofdzakelijk om zandsteen, kwartsiet en schist.
Aangenomen wordt dat het geothermisch potentieel van deze dieper gelegen rotslagen hoog is. Intacte rotsgesteenten hebben immers gunstigere thermische eigenschappen dan losse gronden (zoals zand of klei). Daarnaast worden er belangrijke grondwaterstromingen verwacht in de natuurlijke breuken van deze rotsgesteenten, wat een mogelijk potentieel betekent voor open geothermische systemen. Er is echter momenteel erg weinig geweten over de rotslagen aanwezig in de Brusselse ondergrond.
Op 5 februari 2018 werd er in Anderlecht gestart met een verkenningsboring die als wetenschappelijk doel heeft het geothermische potentieel van de rotslagen in kaart te brengen. De 120 m diepe boring zal eerst 70 m zand- en kleilagen doorkruisen, waarna 50 m in de rotsbodem wordt geboord. De boring wordt uitvoerig geïnstrumenteerd met als doel zo veel mogelijk geologische, hydrogeologische en thermische eigenschappen van de ondergrond te verzamelen. Dit gebeurt door middel van:
- kernboringen van het rotsgesteente over de volledige diepte
- metingen in de boring: geofysische diagrafie, pompproef en (enhanced) thermische respons test
- proeven in het labo: chemische en isotoopanalyse van het grondwater, mineralogische analyse van het rotsgesteente, analyse van de thermische eigenschappen van het rotsgesteente.
- opvolging op lange termijn van de diepe grondwaterstand.
Deze analyses zullen toelaten te evalueren of de rotsondergrond in Brussel inderdaad een groot thermisch potentieel betekenen.